Het is te hopen dat de troebelen aan de Universiteit van Amsterdam aanleiding zijn om eens goed na te denken over het doel van wetenschappelijk onderwijs en over onderwijs in het algemeen.
Immers, onderwijs wordt steeds meer een consumptiegoed, een goed dat je wilt hebben zoals je een auto wilt hebben en dat verkrijgbaar is tegen een bepaalde prijs. Het woord ‘rendementsdenken’ past niet alleen bij universiteitsbestuurders en politici, maar evenzeer bij studenten en hun ouders.
Dat is niet alleen in Nederland zo: het is een internationaal verschijnsel. Dat blijkt onder meer uit een speciale bijlage in ‘The Economist’ van 28 maart j.l. waarin de ontwikkeling internationaal wordt gevolgd en vergeleken.
Hoger onderwijs is koopwaar geworden en studenten kopen niet zozeer onderwijs of educatie, als wel een universitaire graad of een diploma, liefst van een universiteit met een behoorlijke reputatie.
Wat ze in de tussentijd geleerd hebben en op welke manier – daar wordt door werkgevers nauwelijks naar gekeken.
In veel landen wordt bezuinigd op hoger onderwijs door massificatie en het reduceren van het aantal lessen. Hoogleraren zijn voor studenten zeldzame verschijningen geworden.
Ondertussen stijgen de kosten voor de studenten en een toenemend aantal afgestudeerden zit met onoverkomelijke schulden. Ze weten ook niet wat de ‘waarde’ is van hun diploma. Waarschijnlijk is het minder waard dan ze gedacht hadden.
Het is vaak niet duidelijk, zegt ‘The Economist’ of ze na hun studie een baan hebben gekregen omdat ze slim genoeg waren om naar de universiteit te gaan of omdat ze door hun studie zich verder ontwikkeld hebben. Vaak is er sprake van een ‘teaching-learning paradox’ zoals reeds in 1970 beschreven door Ivan D. Illich in zijn ‘Deschooling Society’, waarmee bedoeld wordt dat onderwijs geven of aanbieden niet vanzelf betekent dat er ook geleerd wordt.
Er komt nog iets bij: de mentaliteit van de studenten, met name in ons land.
Arnon Grunberg zei naar aanleiding van zijn bezoek aan het Maagdenhuis een paar weken geleden, waar hij zag dat de studenten zich graag lieten leiden door hun gevoel: ‘Als mensen over gevoel spreken, hebben ze het over het recht op luiheid zonder schuld. Een kwaal die typerend is voor onze cultuur! De emotie is de schaamlap van intellectuele luiheid.’ En hij concludeert: ‘Anti-intellectualisme is nog altijd in de mode. Of dat de bouwsteen is van de universiteit van de toekomst betwijfel ik.’
Terecht dat hij daaraan twijfelt. Maar het devies van bestuurders en politici blijft steevast ‘pappen en nat houden’…tot onze termijn erop zit. Het gaat eigenlijk best goed.
J.C. Traas