Zoals Aleid Truijens in haar column in de Volkskrant van 22 augustus zegt: ‘Wat er precies is gebeurd tussen Wiersma en sommige ambtenaren zullen we nooit weten.’ Maar toch vertelt zij er iets over. Namelijk dat de inspecteur-generaal van de onderwijsinspectie,
mevr. Alida Oppers, ‘oorlog’ had met Wiersma die had geëist dat de inspectie vaker onaangekondigd op schoolbezoek zou gaan en de 10 procent zwakke scholen zou aanwijzen.
Zij reageerde geprikkeld en zei dat de minister daar niet over ging. Met andere woorden, ze gaf de minister een brutale mond. Het is mogelijk dat Wiersma toen boos is geworden over die tegenwerking. En nog wel vaker, ook op andere terreinen.
Maar om nu even bij die inspectie te blijven: het was misschien ook niet zo’n goed idee om die die mensen daadwerkelijk te laten inspecteren – omdat wel vast staat dat veel inspecteurs helemaal niet competent zijn om te oordelen.
Dat kan immers alleen maar door mensen die zelf ruime ervaring hebben in het onderwijs, voor de klas dus, en daarin een goede naam hebben verworven, in het bijzonder bij hun collega’s. Dat kan helemaal niet gezegd worden van alle tegenwoordige inspecteurs. Hun competentie berust veelal op gebakken lucht. Dus in die zin had mevr. Oppers misschien wel gelijk. Ze hebben misschien wel de bevoegdheid maar niet de vereiste ervaring en bekwaamheid. Ze horen bij het grote leger van mensen met een adviserende en coördinerende functie in het onderwijs die heel veel klaplopen. Jammer dat Wiersma weg is.
J.C. Traas