Knuppel in het hoenderhok

Leraren op de basisschool gaan er vanaf nu minimaal 4 procent op vooruit en gaan ‘ in een gelijkwaardige functie hetzelfde verdienen als docenten in het voortgezet onderwijs.’ Aldus een bericht in de Volkskrant van 23 april.

Blijkbaar wordt dit akkoord gezien als een grote overwinning van de onderwijzers en een grote stap voorwaarts.

De nieuwe minister van Onderwijs hoopt met de salarisverhogingen het personeelstekort in het onderwijs te kunnen bestrijden.

Wel, dat is zeer de vraag. Nergens in het artikel wordt erop gewezen dat vooral vrouwen in het basisonderwijs werkzaam zijn en wel vooral in deeltijd. Banen voor vrouwen die in deeltijd kunnen worden uitgeoefend , bijvoorbeeld ook als huisarts, zijn erg in trek, dat wil zeggen bij degenen die ze hebben, niet zozeer bij degenen die er van afhankelijk zijn.

In het basisonderwijs leidt het voortdurend tot vervelende problemen. Zieke juffen in deeltijdbanen  moeten vervangen worden door juffen die ook niet altijd beschikbaar zijn enz. En dan heb ik het nog niet eens over de didactische en pedagogische problemen die hierdoor ontstaan. In ieder geval, hogere salarissen leiden waarschijnlijk tot nog meer deeltijdbanen.

Worden hierdoor meer bekwame jongelui aangezet om in het onderwijs te gaan werken? Ook als de opleiding dan aanzienlijk hogere eisen stelt dan nu het geval is? Want dat zou toch wel moeten.

Wat zegt de minister nog meer? Wel, dit: “Het moet niet uitmaken of je jonge kinderen of wat oudere kinderen lesgeeft.’ Nee, dat moet niet, maar de werkelijkheid is nu eenmaal dat ‘geen orde kunnen houden’ nog steeds bestaat en wel bijzonder in het voortgezet onderwijs. Dat maakt het vak extra moeilijk, tenzij men het probleem gemakshalve ontkent. Maar daar wordt het onderwijs ook niet beter van.

J.C. Traas